Beeldentuin
Jaren geleden was ik in Estland met de jongens van de Super Nova: het zeiljacht van kapitein Withaar. Het was ruim vijftien jaar na de onafhankelijkheid. In 1991 werd Estland een soevereine democratische republiek. Daarvoor was Estland bezet door de Russen, die het in 1944 hadden ingelijfd. Even buiten de hoofdstad Tallinn stond een museum. Een statig gebouw, dat op de dag dat wij er waren gesloten bleek te zijn. We hadden geluk, want als je er niet in kan, kun je er natuurlijk wel omheen. Achter het museum, in een slecht onderhouden grote tuin, leek het alsof er een enorme storm had gewoed: een beeldenstorm. Verspreid in de tuin lagen ledematen, rompen, en hoofden van gigantische standbeelden. Allemaal onderdelen van meerdere standbeelden van Lenin en Stalin. Een paar standbeelden waren nog in takt. Een Stalin lag uitgeteld voorover met zijn neus in het hoge gras en een Lenin stond tussen het onkruid fier overeind net te doen alsof hij er nog toe deed. Het was een onwerkelijk tafereel dat de nieuwe werkelijkheid weergaf. Tallinn had afgerekend met het verleden en de restanten daarvan lagen er verslagen bij in die tuin.
Ik moest daar aan denken nu in Amerika en Europa ‘Black Lives Matter’ sterk in opkomst is. Een beweging tegen racisme, die ook de slavernij en ons koloniale verleden aan de orde stelt. Een heikel punt dat in de geschiedschrijving op z’n zachts gezegd onderbelicht is. Er zijn mensen die vinden, dat figuren die op een sokkel zijn geplaatst vanwege hun verdiensten voor het vaderland, daar vanaf moeten omdat die verdiensten zijn gebaseerd op een blanke kijk op de wereld en dus discutabel zijn. Een beeldenstorm in een glas water? Ik denk het niet. Door voortschrijdend inzicht ontstaat een andere kijk op de werkelijkheid, ook al ligt die in het verleden. Helden van vroeger zijn niet per definitie helden van nu. Daarmee wil ik niet zeggen dat alle ‘foute’ standbeelden maar meteen uit de openbare ruimte moeten verdwijnen. Maar we kunnen wel een selectie maken van beelden die in aanmerking komen voor een plaats in een beeldentuin bij een museum, met uitleg over hun daden bij leven en dat die niet altijd even groots waren.
Moet het borstbeeld van Jan Naarding voor de kerk in Sleen daar ook naar toe, omdat hij in de oorlog stukjes schreef voor NSB-gezinde bladen? Ach, hij bleek met zijn Nedersaksisch hart en inzet voor het Drents dialect toch meer Drenthomaan dan Germaan, dus van mij mag hij blijven staan. Maar Van Heutsz in Coevorden moet er wel naar toe. Hij plaatste in het koloniale tijdperk Atjeh op Sumatra onder Nederlands gezag, zoals dat zo mooi heet. Chapeau! Maar daarbij vonden tienduizenden Atjehers de dood; onder zijn bewind vermoord. En dan rest er maar één plaats: de beeldentuin.
Harm Jan Geugies