What ’s in a name
Als onderdeel van het uitdragen van de Drentse cultuur heeft onze provincie sinds kort, in navolging van Friesland waar ze dat al sinds mensenheugenis hebben, tweetalige plaatsnaamborden. Ook in Sleen staan, als je het dorp komt binnenrijden, gloednieuwe borden met daarop in grote letters Sleen en daaronder in dezelfde grote letters Slien. Ik heb het nog niet getikt of de computer zet er een rode streep onder ten teken dat hij dit woord niet kent. Ik leg uit dat Slien Drents is voor Sleen en dat hij dat vanaf nu maar moet accepteren, want er zijn mensen die vinden dat de Drentse taal en cultuur niet verloren mogen gaan in de mondiale wereld en dat het belangrijk is een eigen identiteit overeind te houden en dat die Drentse plaatsnamen daaraan bijdragen. Ik voeg daaraan toe dat ik daar ook niets aan kan doen, omdat je die mensen nou eenmaal hebt. Ik denk dat het gaat om een minderheid, maar omdat we tot voor kort in ons democratisch stelsel nog rekening hielden met minderheden waren de bedenkers van de borden waarschijnlijk net op tijd met het indienen van hun plan. Met één klik accepteert de computer mijn betoog.
‘Maar hoe moet je Slien nou uitspreken?’, vraagt de computer dan. (Kunstmatig intelligent hè.) ‘Mensen die geen Drentse achtergrond hebben zullen het uitspreken als de ie in tien, mien en tante Lien, want dat staat er immers.’ Ik zeg dat dat klopt, maar dat dat niet goed is. Je moet Slien even vergeten en terug naar Sleen en dat op z’n Engels uitspreken, met een uitgerekte ie. Bijvoorbeeld: Where have you been? I was in Sleen. ‘En wat deed je daar dan?’, vraagt hij. Ik zeg dat dat er niet toe doet, omdat het maar een voorbeeld is. ‘En hoe kwam je daar dan? Waarschijnlijk over de Hunebed Highway en dan bij Erm eraf? En waarom heet de Hunebed Highway zo? Aan highway is toch niks Drents?’ Ik zeg dat je dat niet aan mij moet vragen maar aan die Drentse cultuurjongens en dat ik het met hem eens ben dat hier van enige consistentie geen sprake is. Het blijft even stil en dan zegt hij: ‘Ik sla hem op als Hunebed Kinderkopstraot en bel morgen wel even met die Drentse cultuurjongens.’
Harm Jan Geugies