Aardige man
Nog een uur, dan moet ik weg. Ik begin al een beetje zenuwachtig te worden. Voel ik al wat of is het verbeelding? Nog een keer naar de wc. Ik ben toch net geweest? Nou ja, nog maar een keer. Is ook lastig als ik daar straks moet.
De tijd kruipt voorbij. En dan is het eindelijk tijd om op de fiets te stappen, de oprit af, links af, de straat uit, de Oldengaerde op, weer links, de Heirweg. Het is terecht dat de zon zich achter de wolken heeft verstopt. Dat zou ik ook wel willen. Maar ja, ik heb een afspraak. En die moet ik nakomen, heb ik geleerd.
De Bannerschultestraat, langs de benzinepomp, de bakker en de Rabobank, en dan rechtsaf, De Brink. Ik parkeer mijn fiets in het fietsenrek en loop naar binnen. Ik ben alleen, gelukkig. Wachten, dat is het ergste. Of toch niet? Ik pak een tijdschrift en blader er in. Concentreren gaat nu niet, lezen ook niet, plaatjes kijken kan nog wel.
Dan word ik binnengeroepen. Ik klim in de stoel, open mijn mond en wacht af. En dan het verlossende woord: alleen wat tandsteen, verder is alles goed. Ik wil Paul wel om de hals vliegen, maar ik beheers me. Ook dat heb ik geleerd.
Breed lachend fiets ik even later weer naar huis. De zon is gaan schijnen. En terecht. Ik voel mezelf ook een zonnetje. ’t Is een aardige man, die Paul, maar ik heb het niet zo op tandartsen. Hoewel het wel heel fijn is om een áárdige tandarts te hebben.
Paula Laning