Puntje

Toen wij zes jaar geleden eigenaar werden van onze boerderij, werden we ook eigenaar van Puntje. Puntje zou - zo was de verwachting van Dirk en Geesje, de vorige bewoners - zeker niet mee willen verhuizen naar de Westrupstraat. Hij zou zelf z'n weg terug vinden naar de Bommertsweg en daarom konden we hem maar beter overnemen. Zo werden wij tegen wil en dank kattenbezitters.

Ik vond het een hele verantwoordelijkheid. Tot dat moment had ik in het leven geen andere zorg gehad dan die voor mezelf en een beetje voor mijn man. Maar dat had ik nooit voor het altaar beloofd, dus daar kon ik van af als het moest. Maar onder die koopakte stond m'n handtekening. Tot onze komst leefde Puntje op brokjes en water. En dat hadden we beter zo kunnen laten. Van de blikjes die wij gingen geven is ie een grote, gierige slokop geworden die z'n ene hersencel alleen maar gebruikt om te bedenken hoe hij al dat voedsel zo snel mogelijk naar binnen werkt. (Taktiek: zo luid smakken dat alle andere levende wezens op ruime afstand blijven).

Gezien Puntjes drempelvrees in het begin leek het erop dat hij niet eerder in de woonkamer was geweest. Ik wilde dat graag zo houden, maar het was mijn man die de regels wat liet varen. Dat zou goed zijn tegen de muizen zei hij. En daar zat wat in, dacht ik. Maar of het nu Puntje's intense luiheid is of dat ie van ons te veel blikjes krijgt, muizen eten doet ie niet. Dat hebben we zelf gezien toen er een muis voor hem langs liep en hij geen krimp gaf.

Het was om die reden dat wij het tolereerden dat na ongeveer een half jaar een onbekende poes onze boerderij tot haar huis verkoos. Zij bleek wel van muizen te houden. Deze poes bracht mij voor het eerst in mijn leven naar de dierenarts. Liever hadden we Puntje laten castreren, maar dat was onbegonnen werk. Zo'n wilde boerderijkater zou van die ene kilometer in zo'n draagmandje een trauma voor het leven oplopen en wij waarschijnlijk ook. Dus poes in een mandje en naar de dokter voor sterilisatie. De assistente vroeg naar de naam. Kleine, zei ik. O, zei ze, heet de poes ook Kleine? Moest ik daar ter plaatse voor het dierenpaspoort de naam van de poes verzinnen. Ik kon niets anders bedenken dan Roef, want dat zeiden we altijd als ze voorbij schoot. Als ik had geweten dat de assistente ons in een volle wachtkamer zou roepen met Roef Kleine had ik wel iets anders verzonnen. Maar het was al te laat, het stond in het paspoort. Helaas liet Roef ons, 90 euro armer, na een tijdje weer alleen achter met Puntje.

Toen de muizenstand weer toenam, besloten we een poes uit het asiel te gaan halen. Ik wilde een hele wilde. Eentje die net als Puntje niet door mensen aangeraakt wilde worden en die ook gewoon op de deel zou wonen en af en toe een paar dagen weg zou gaan. Ze hadden nog een schuw beest, dat niets moest hebben van mensen en alleen maar achter vogeltjes aan zat. We zouden haar gratis kunnen meenemen. Dat bleek tot mijn grote verbazing een korting van negentig euro te zijn, want dat is wat je moet betalen als je een beest redt uit het asiel. Zo werd Jaku onze nieuwe muizeneter (ook in het asiel kunnen ze blijkbaar geen goede namen verzinnen).

En muizen eten doet ze, bij voorkeur triomfantelijk midden in een volle theetuin. Dat is dan weer wat minder. Sowieso heeft ze mindere kanten. Als ze niet aan het muizen vangen is, wil ze alleen maar de hele dag languit op de bank liggen. Dat hadden we niet voorzien. We hadden haar eigenlijk moeten ruilen, maar ja, niet-goed-geld-terug gold dus niet in dit geval.

Puntje is inmiddels alweer een kleine week weg. Ik begin me toch wat zorgen te maken. Zo lang heeft z'n dorpsexpeditie in zes jaar nog niet geduurd. Om eerlijk te zijn maakt het me niet uit hoeveel muizen hij voorbij laat gaan, hoezeer hij smakt of ons arm vreet. Het zou gewoon mooi zijn als we dat witte staartpuntje morgen in het gras weer zien opduiken en wij nog wat langer bij hem mogen wonen. Dus Puntje, kom terug. Ook namens Jaku.
 

Marjolein Kleine
 

Naar archief