Drenthe mooier dan je denkt
Afgelopen eerste Paasdag hebben we bezoek gehad van familie uit het westen. Ze kwamen met drie personen. Twee waren nog nooit in Drenthe geweest. Vreemd hoe dan het perspectief op de provincie zo anders kan zijn dan je eigen perspectief. Rond een uurtje of 11.30 uur zou het reisgezelschap arriveren. Mijn echtgenote en ik hadden de paasbrunch overdadig opgesteld op een keurig damasten tafelkleed, gegarneerd met gele elementen, want dat hoort met de Pasen. Nu ben ik niet echt een man van de klok, sterker nog, het Drents kwartiertje beschouw ik als een zegen. Maar zo rond twaalven begon er zich toch een zekere onrust in mij naar boven te borrelen. Toch maar even gebeld naar nicht: “Hallo daar, waar zijn jullie, kunnen jullie het vinden?” Nicht: “Ja hoor, we zijn al dicht in de buurt, we passeren net een bord eh,eh er staat Staphorst op…”, Ik: “Uhm, ooh, eh goed … Eh, eh oké zie je dan zo."
Ik staar verdwaasd door de vensterruiten naar buiten, schud mijn hoofd. Ik breng mijn vrouw verslag uit van mijn telefoongesprek. Schaterlachend komen wij tot de enige denkbare conclusie ... mijn geliefde familie heeft geen idee waar Sleen zich topografisch gezien bevindt. Ik app mijn nicht nog in een jolige bui dat ik bereid ben een reddingsactie voor haar te organiseren. Tegen 12.30 uur blijkt dit dan toch niet nodig te zijn. Fijn om ze weer te ontmoeten, het zijn hele sympathieke mensen. We worden overladen met spekkoeken en andere Indische lekkernijen. Terwijl we een keur aan broodjes wegwerken en een eitje wegtikken vraagt neef Ronnie mij of er ook wel internet in Drenthe is. Ik antwoord, zonder één spier te vertrekken, dat het gelukkig net is aangelegd.
Aangezien zij nog nooit in Drenthe zijn geweest gaan we na het eten even een rondje Sleen doen. Even naar de koeien kijken van Evert in Diphoorn, een paasbult bezichtigen en “de Papeloze Kerk” bekijken. De koeien vallen zeer in de smaak. Ik vertel ze dat dit niet alleen figuurlijk hoeft te zijn. Ik heb voor het avondeten een smakelijke stoofpot gemaakt van de zusjes. Ik laat neef Ronnie het prachtige vergezicht zien achter de boerderij. Net op dat moment arriveert er een horde jongeren met een trekker met een soort rijdende keet erachter. En met veel lawaai: “Moiie”, kom op, eem de vaatn bier oplaadn, oppakn die handel”, worden er een fors aantal vaten bier ingeladen voor het paasvuur in Erm. Het is een vrolijk tafereel. Maar het Drentse dialect klinkt als vooroorlogs Russisch in Ronnies oren. Opeens zegt mijn neef: “Wat een leuke aardige groep jongens en meisjes is dat ... dat kennen wij in Den Haag niet." En terwijl hij dat zegt kijk ik nog eens met andere ogen naar die groep en realiseer me dat dit inderdaad heel anders moet zijn met hordes jongeren van die grootte in het westen. Geen trekkers en geen NAM-laarzen. Wel luidruchtig, waarschijnlijk veel bier maar geen paasvuur. Bij de paasbult in Noord-Sleen leg ik de herkomst van het paasvuur uit. Ook dat het fenomeen terug gaat tot oeroude tijden waarbij het een feest is ter ere van de terugkomst van het licht. De Hagenezen zijn toch wel erg verbaasd over de ronde structuur en de omvang van de bult. Vooral wanneer ik ze vertel dat dit nog niet de grootste bult uit de omgeving is. Wanneer we bij “de Papeloze Kerk” arriveren genieten ze van de weidsheid van het landschap. Verbazen ze zich over de enorme stenen waaruit het hunebed is opgebouwd en vragen naar de herkomst ervan. Het is nog erg gezellig geworden en veel later dan gepland. De neven en nicht beloven om nog eens terug te komen en dan langer te blijven wat ik erg leuk zou vinden.
Als we afscheid van elkaar hebben genomen neem ik de dag nog eens voor mezelf door. Ik bedenk me dat ik mij misschien te weinig realiseer hoe leuk en mooi voor mij normale zaken in Drenthe eigenlijk zijn.
Martin F. Kramer