Columns archief 2009

Een nieuwe lente, een nieuwe dag, een nieuw begin.

Vrijdagmorgen 20 maart, 7.00 uur, een irritant geluid wekt mij uit de slaap der rechtvaardigen. Met het gevoel alsof ik ben overreden door het treinstel van de Betuwelijn kijk ik naar mijn wekker. Tijd om me om te draaien en nog even te soezelen zoals ik dat noem. Soezelen is tijd rekken, nog even een poging wagen om je wederom te begeven naar dat land van de slaap, vergetelheid, de droom en wat al niet meer. Een vreemde neiging, temeer daar tijd dan een oprekbaar begrip lijkt. Een kwartier verandert met een beetje geluk in een eeuwigheid. Deze morgen lukt het niet. Mijn anders zo stalen conditie van het lichaam is

Ode aan de buurman

Een jaar geleden schreef ik:
Mijn auto wilde vanochtend niet starten. De accu had het begeven. Tja, wat doe je dan? Ik loop gewoon de straat in, op zoek naar behulpzame buurmannen. En al vrij snel vond ik er een. Ja, hij wou mij graag even helpen. Hij duwde de auto uit de garage, parkeerde zijn auto heel dicht bij die van mij en bevestigde de startkabels. Mijn auto vond dit nog niet voldoende aandacht, en deed dus niets. Tja, aanduwen dan maar. Ook de vrouw van de aardige buurman kwam erbij, maar al wat er gebeurde, de motor begon niet te lopen. Gelukkig zijn er nog meer behulpzame buurmannen, die ook nog alles zien. Er kwam er dus

Ratelgoot

Er zijn dorpen waar je je bij binnenkomst zo ongeveer te pletter rijdt op objecten, die daar op de weg zijn neergezet als snelheidsremmers. Levensgevaarlijke obstakels zijn het, die in veel gevallen twee meter na het bordje ‘50’ al zijn opgeworpen en vaak niet eens verlicht zijn en ook niet middels waarschuwingsborden ver daarvoor worden aangekondigd. In het donker zo’n situatie binnenrijden is levensgevaarlijk en kan dus onmogelijk bijdragen aan het verbeteren van de verkeersveiligheid in het bijzonder. Hoewel in het algemeen de snelheid er bij aanraking natuurlijk wel meteen uit is. Sleen kent deze obstakels niet. Als je vanaf Erm komt rijden, moet je wel afremmen om de bocht te halen. Kom je uit de richting Diphoorn,

Langs wegen en paden.

Heb ej ok al griep had met mekaar? Zölf bin ik er tot non toe gezegend ofkommen, maarja, ik heb de griepspuit had. Mien Geert niet. Die haar zulks niks in de reken. En vanweek hef ‘e ’t er an kregen. Hie hef drie dagen stief op bedde legen, maar non is ’t al weer wat beter, maar hie is nog zo nustig als wat. Kört veur de kont zeg maar. Hie kan niks verdragen en mak zuch um ‘t minste of geringste hellig.
Non hef ‘e vanmörgen ies even weer een endtie fietst. Even over Diphoorn, het Westerveld en de Broeken deur. Ik denk: Daor wordt ‘e vast beter van. Maar hie brieskerde’t oet doe ‘e thoes kwam. Zo kwaod. Ik zegge: Wat hej toch man. Hie zeg: “Ik arger mij kapot! D’r bint aal

Spelen en vallen

Naast columnist zijn voor Sleen.nu heb ik nog een paar andere functies die mijn tijd opslokken. Zo speel ik in een buitengewoon leuk bandje, speel ik een soort voorzitter van een betaald voetbal organisatie en speel ik af en toe voor tandarts.
Dat laatste doe ik het vaakst , en vind ik daarnaast ook nog steeds erg leuk. Maar niet altijd.
Zogenaamde dienst hebben vind ik nooit echt heel leuk. Wel noodzakelijk maar nooit echt leuk. En wanneer zo’n dienst dan gekoppeld is aan de eerste echte ijsdag sinds 12 jaar

In de supermarkt

Hij sluit zich aan bij de rij wachtenden voor hem. Onopvallend bekijkt hij de mensen en hun inkopen in de winkelwagentjes. Hij herkent opeens de rood groene verpakking van het wasmiddel bij de vrouw voor hem. In gedachten ziet hij hetzelfde pak, thuis op de plank naast de wasmachine staan. Hij heeft het verkeerde waspoeder uit het schap gepakt. Omruilen doet hij niet. Schuifelend zet de rij zich af en toe in beweging om na een paar passen weer te stoppen. Hij neemt het boodschappenbriefje nog maar eens door. Het is net een quiz!