De Melkhut
In de tijd dat paard Foekje nog in een grazige weide bij Lute en Monica aan de Groningerweg stond, vlak naast Sigrid Smeenge, met wie Foekje nog heel lang een zeer speciale band onderhield, getuige het luide gehinnik als we er met de kar voorbij reden, waarbij Foekje soms zelfs de puberale aanvechting had om ongestuurd linksaf te slaan, een jaar of zes geleden, passeerde ik dagelijks een woonhuisloze tuin aan de Vijverbrinkenweg. Aan het hek bungelde een bordje met woorden als ‘welkom’ of ‘vrije toegang’.
Het was een fraaie tuin, een soort hof. Alsof iemand hier een privéplek had gecreëerd. Compleet met tuinschuurtje. Misschien de eerste Slener sheddist? Hunkert niet elke man naar een schuurtje waarin hij zich weekendenlang kan terugtrekken? Zo eentje met een walmende houtkachel, een gereedschapskist, laptop, zand op de vloer, spinnenwebben & muizenkeutels, en beslagen, ongeïsoleerde raampjes? Ja.
Aan het eind van de tuin stond, en staat nog steeds, een groen gebouwtje met de opmerkelijke naam ‘Melkhut’. Hoewel het welkomstbordje verdwenen is heb ik laatst weer even door de raampjes gekeken.
Zes jaar gelden deed het groene gebouwtje dienst als een soort museum. Een Bijbels museum. Aan de muren hingen Bijbelse prenten. Ik herinner me één van Jonas. Nu laat mijn geheugen me in de steek, maar ik wed dat het splijten van de Dode Zee en de Tafelen van Mozes ook waren getekend. De prenten alle uit de periode van ver voor de ontmythologisering van de sprookjesachtige verhalen.
Indertijd voelde ik me blij verrast. Een museum in Sleen. Een hoogst particulier initiatief. Ik heb destijds de eigenaar, dhr. Koopman, ook gesproken. Hij was bezig in de tuin en toonde me gastvrij de prentencollectie.
Later vernam ik de herkomst van de naam ‘Melkhut’. Wat er precies van waar is weet ik niet, maar graag geef ik deze versie door: het verhaal wil dat de gemeente geen toestemming wenste te geven voor een Bijbels museum, allerlei voorschriften zouden dit project in de weg staan. Omdat een melkhut, een gebouwtje dat door boeren wordt gebruikt om melkspullen op te slaan, niet in strijd met het complexe stelsel van vergunningen was, werd het huisje ‘melkhut’ genoemd. En ach, dat er niet gemolken werd, wie maalde daar om? In elke zuipkeet wordt toch ook niet gezopen?
Sindsdien had het groene gebouwtje altijd mijn warme aandacht. Kuierend, hardlopend, fietsend, steeds trok mijn oog naar de melkhut. Nu echter is de hof in verval. Paadjes zijn opgebroken en de tuin vertoont kale plekken. Zou het niet mooi zijn, dacht ik net nog even snel, als er een heuse stichting tot behoud èn onderhoud van de melkhut zou worden opgericht?
Klaas van der Meulen