Columns
Handjeklap
‘Mooi dorp’, zegt de meneer die de spiksplinternieuwe brommobiel voor mijn vader komt brengen. ‘Zeker veel vakantiegangers hier ’s zomers.’ ‘Valt wel mee’, zeg ik. ‘Met slechts één camping schiet dat niet echt op en als het om aanvullende toeristische randvoorwaarden gaat, zoals de horeca, moet je niet in Sleen zijn.’
Martin, want zo heet deze meneer, kijkt verbaasd op. Hij komt uit Hardenberg en daar weten ze wel raad met toeristen. Maar goed, daar gaat het hier verder niet over. Hij komt dus de nieuwe brommobiel brengen, die mijn vader onlangs bij hem heeft gekocht. Pa was behoorlijk flauw van het lawaai dat zijn ouwe vervoermiddel produceerde en besloot onlangs een verbeterde versie aan te schaffen.
Hobby
Een jaar geleden heb ik een column geschreven over lawaai. Opgedrongen, en ook eigen lawaai. Sommige mensen hebben dat begrepen, maar niet iedereen. Eén van de meest stompzinnige reacties die ik via het forum mocht ontvangen was het overduidelijke: Och man, zoek een hobby.
Maar, hoe meer ik daar over nadacht, hoe minder erg ik dat vond en uiteindelijk kreeg ik zelfs het besef en zag ik het licht.
Ik moest een hobby zoeken, en dat ben ik gaan doen. Ik ben gaan snuffelen in het Slener verenigingsleven om te kijken of ik iets leuk vond en er mijn hobby van zou kunnen maken.
Ruumte
Wij lupen vanweek over’t tegelpad langs de tennisbaan op’t knaol an. Wat is’t daor weer roem worden non Bert Scholte en Roelfie Hoekman en consorten de singel langs de gruunkampen van de manege mooi opsnuid hebt. Mien Geert vun’t host wat te kaal, maar ik hol er wal van. Non kuj vanof ’t knaol het darp mooi zien liggen. En men kan ok veul mooier hen boven kieken, naor de wiedse blauwe lucht. En wat was dat mooi vanweek. Er was gien vliegtuugstreep te zien. Toch mooi daw ok nog ies wat kriegt van Iesland. Wij kregen een beetien het “autoloze zundag gevuul”, maar dan veur vliegtugen. Zo möt de lucht er hiel vrogger ok oetzien hebben.
Old papier
Slien hef een alleraordigste vörm van inburgeren, een cursus zu’k ’t niet willen numen, mar een ritueel is het wis. De ienige veurwaarde veur deelnaome an dit ritueel is daj kroost veur de basisschoel moet anlevern. Is dat het geval, dan muj met, dan woj twie maol per jaor oetneudigd old papier met te helpen inzameln. Mien allereerste keer was halverwege de jaoren negentig. Under leiding van mien mentor Tonnie Warners mug ik plaots nimmen in de container op een vrachtwagen, de drempelloze deuren wagenwied lös. In uptempo deur Slien sjezen, met ‘n achterneerse blik. Tonnie legde mij de ins en outs van Slien oet en vaoderlijk waorschouwde hie veur gemiene bochten en verwachte remacties, hie wus ja persies de grote papierbulten.
Een schoner milieu, een schoner Sleen
Zondagmorgen, nou ja morgen het loopt al aardig naar de middag toe. Mijn vrouw komt terug van een ontspannende wandeling met onze Sam, labrador met stamboom. Het verontrustende is dat mijn uitstekend ontwikkelde mannelijke intuïtie alleen maar een vrouwelijke non-verbale irritatie waarneemt. Met een zucht leg ik de weekendbijlage van het Dagblad v/h Noorden terzijde. Ik vraag me af wat er gebeurd zou kunnen zijn. “Het is belachelijk, wat ‘n rotzooi” zegt mijn geliefde met een onmiskenbare en overtuigde verontwaardiging in haar overslaande stem.
Kunstwerk
Een tijdje geleden kreeg onze badmintonvereniging het verzoek om een bijdrage, niet zijnde een creatieve bijdrage, te leveren aan een kunstwerk voor de sporthal, waarvan ook onze vereniging actief gebruiker is. Dit kunstwerk zou de kroon moeten zijn op een onlangs gerealiseerde verbouwing, in de vorm van uitbreiding van de entree en de kleedruimtes, waarvan algemeen wordt gevonden dat dit een enorme verbetering is, aangezien de faciliteiten, op met name het terrein van de kleedruimtes, nogal te wensen overlieten. Ik breng u in herinnering mijn schrijven van oktober 2007, waarin ik mijn beklag doe over de staat waarin de douches van de kleedruimtes zich op dat moment bevinden.
Afvalscheiding
Het leven wordt er niet leuker op. Vroeger had je gewoon koude winters waarin je kon schaatsen. Op schilderijen uit de 17e eeuw zie je al de eindeloze ijsprettaferelen, en de eerste generatie voorouders van moeders kant heeft elkaar in februari 1823 op de dichtgevroren Vecht ontmoet, alwaar de verhitte gemoederen een eerste wak van die winter veroorzaakten. Tegenwoordig heb je hier of geen, of een veel te lange winter zonder ijspret, maar met een tekort aan strooizout, zodat de kat ’s morgens van de bak gegooid wordt, omdat je het grit nodig hebt om het pad naar de brievenbus stroef te houden.
Snei
Geert en ik komt de leste tied wat minder vaak de deur oet dan aans. Wij bint beide bang um de bienen te breken en ’t is oes smangs ok gewoon te kold. Maar als wij oes er dan toch an waogt, dan geniet wij met volle teugen. Geert en ik holdt wal van de winter, veural als’t dan ok echt winter is zoals van’t jaor. Dan trekt wij oes dik an en dan loopt wij hen de iesbaan. Aj even weerum in de tied wilt, moej hen de iesbaan gaon. Ok al scheuvel ej zölf niet meer, dan nog koj weerum in de tied. In’t hokkien bij Theo en Tinus braandt de kachel, het rök er naor warme sukelaomelk, naor scheuvelveters, naor bezwiette lichamen, en naor de potkachel, en het röp bij mij altied een zee an heldere herinnerings op.
Kerstnachtdienst
Het koor zingt met gevoel, tijdens de uitbestede schriftlezing vraagt de dominee zich glimlachend af hoe hij vroeger zijn werk toch afkreeg zonder de uitgebreide werkbalkopties van Word, de kerstboom doet vol vuur zijn best zo groen mogelijk af te steken tegen de sneeuwwitte kalk en mijn gedachten springen van de kilometerheffing via Q-koorts naar een gedroomde engel die Knillis heet. Door menselijk falen dreigt hij door een dakluik te vallen. Net op het moment dat Knillis zich realiseert dat hij kan vliegen, steekt een andere gewoonte de kop op, een afwijking zeggen sommigen.
December
December, de maand van cadeautjes, genoeglijk samenzijn en verlichting. December, je optutten voor culinaire etentjes. December, warme chocolademelk, schaatsen, sneeuw en kou. Met name dat laatste is wat mij, als jonge ouderwordende man, altijd weer de rillingen bezorgd. Laten we wel wezen december is op de keper beschouwd een hele vreemde, zeg maar bizarre maand. Maanden van te voren hebben we ons kroost en voor sommigen het nakroost, wijs gemaakt dat Sint Nicolaas met zijn Zwarte Pieten weer zullen arriveren in een stoomboot. Wie vaart er nog in zo’n roestig vaartuig die door de internationale milieucommissie per direct zou worden betiteld als een gevaar voor de gehele mensheid.
Sluis
‘Is er nog wat gebeurd in Sleen de laatste tijd?’ Ik vraag het aan Klaas Klasen, die net als ik af en toe een biertje komt drinken in café Moorman in Erm, het uitgaanscentrum van Sleen.
Klaas is onlangs toegetreden tot het genootschap van Bekende Sleners, omdat hij, bij mijn weten als enige na-oorlogse Slener, het NOS-journaal van 8 uur heeft gehaald. Hij werd geïnterviewd in Witteveen langs de kant van de weg, toen het peloton van de Ronde van Spanje daar afgelopen zomer langs het graf van Relus fietste. Klaas vatte de beleving van veel Drenten aangaande de Vuelta samen in een paar prachtige woorden en verdiende zo een plaatsje in het journaal.
De Pieterpadter
Vorige keer heb ik het uitgebreid gehad over de linedancer, die je overigens in de Verenigde Staten, in sommige staten, nog schijnt te kunnen aantreffen in zijn natuurlijke omgeving. Deze keer een geheel ander fenomeen dat nog letterlijk en figuurlijk rondloopt naar en rond Sleen.
De Pieterpadter.
Afkomstig uit een geheel ander reservaat. Ooit ontsnapt uit de zeehondencrèche te Pieterburen en gevlucht naar de Sint Pietersberg. Hij/zij deed dit in etappes en ruste hierbij uit in Sleen, komende vanuit Anloo. Een dag later ging hij door naar Coevorden, daarna naar Gramsbergen. Om aan de kost te komen heeft hij daar een boekje van gemaakt dat nu door allerlei wandeladepten als heilige wandel-Bijbel gebruikt wordt als leidraad voor een mooie Pieterpad wandeldag.
Olderwets duuster
Hej al zien dat de haan weer op de toren stiet ? En dat de klokken er ok weer an zit ? Ha man, wat’n opluchting. Ik was al bang dat ze steulen waren. ’s Mörgens stun in de kraant dat de goldpries nog nooit zo hoog west was, aanderdaags waren de haan en de klokken vot. Maar gelukkig, zie bint er weer. D’aol toren stun er ok jao zo haveloos bij. ’t Leek wal oorlog.
Trouwens, dat leek’t de leste tied wal vaker. Veural ‘s aovonds op plekken waor de straotlanteerns het niet deden. Ik miende dat zie dat oet bezuniging deden, maar ’t was net aansum. Er was juust te veul stroom, en doe waren de stoppen knapt of zowat. Zie zeden: Die stroom kwam bij Hazelaar veur op’t Haantie vot. Van die vergister, waor zo gruwelijk veul mais hen giet. Het zwembad zal er dunkt mij ok warmte van kriegen. Het bad kan heur nog wal an de kook kommen.
Bovag voor beesten
Dankzij een doelmatige lobby van de automobielindustrie en de krakkemikkige staat van de vroegere auto werd ooit de ‘beurt’ geïntroduceerd; om de zoveel tijd of kilometers doorsmeren, nakijken en factureren.
‘Dat kunnen wij ook,’ dacht een door gebrek aan klandizie geplaagde tandarts: alle cliënten halfjaarlijks in de wachtkamer, pijn of geen pijn, kaakrot of niet, altijd gegarandeerd werk.
Uiteraard konden de huisartsen door een tanende markt, voortschrijdend zakelijk inzicht, wie zal het zeggen, niet achterblijven en die vonden de griepprik uit en de suiker- en bloeddruktsjek voor ANBO’ers. Vorig jaar dacht ik: kom, wat goed is voor de baas is goed voor het paard, ik ga eens naar de dierentandarts om naar Foekje’s kiezen en tanden te laten kijken.
Waarom zo ver weg als het ook dichtbij kan
Hoe komt het toch dat tegenwoordig elke student in den vreemde, het liefst aan de andere kant van de wereld, praktijkervaring meent op te moeten doen. Tenminste zo komt het op mij de laatste tijd over.
Vroeger, toen ik nog een jonge god was, volstond het om op fietsafstand, hoogstens busafstand een instelling of bedrijf te bezoeken. Daar deed je dan door noeste arbeid praktijkervaring op.
Zat je op kamers dan bracht je de onwelriekende was naar mama. Geen haar op papa’s hoofd die er in die tijd aan dacht om deze nobele taak op zich te nemen. Vlak na aankomst bij het ouderlijk huis consumeerde je bij dit praktische familiebezoek dan tevens de gehele koelkast leeg. Wat je niet op kreeg werd je dan wel stilzwijgend toegeschoven door een moeder met een liefhebbende blik in de ogen. Hoefde je tenminste de volgende dag niet meer te koken en dat scheelde mooi in je portemonnee. Dat is tenminste één van die dingen die voor mijn gevoel weinig tot niets zijn veranderd.
Slijterij
Tabak, Timmer, Slik en Prins. Namen waar we als kinderen ontzag voor hadden. Zeker als de mensen die deze namen droegen waren gekleed in uniform. Met van die wijde broekspijpen, die onder de knie verdwenen in hoge schachten van gevaarlijk uitziende laarzen. En niet te vergeten de bijbehorende pet, waarmee hun gezag nog meer uitstraling kreeg en waar je al bang van werd, als de glimmende zwarte klep erop ook maar even in jouw richting keek, terwijl je toch zeker wist dat je niets had gedaan dat bij de wet verboden was, of zoiets. Ze waren in het dorp ook altijd zeer nadrukkelijk aanwezig. Niet vanachter een voorbij rijdende autoruit, maar op een degelijk rijwiel, dat hen was verstrekt door het Korps Rijkspolitie en waarop ze, als dat nodig was, met plichtsbesef de achtervolging inzetten. Blauw op straat was in het Bromsnortijdperk ook écht blauw op straat.
Linedancers
Volgens recente onderzoeken, uitgevoerd door zeer deskundige en betrouwbare bureaus, heeft ieder mens bepaalde latente gedachten en dromen over zaken die hij graag een keer zou willen doen, maar nooit zal realiseren. Zo ook ik.
Al jaren droom ik, en soms spreek ik het nog uit ook, van iets dat ik heel graag zou willen, maar nooit uitvoer. En net als deze gedachten in frequentie weer wegebben, en verdrongen worden door andere veel minder mooie dromen, nadert het eerste weekend in september en komen alle verdrongen gedachten versneld weer terug.
Want, met het naderen van de najaarsmarkt nadert ook het moment dat zij er weer zijn, mijn favoriete doelgroep, mijn idolen, mijn favoriete levenswijze, de Linedancers.
Een combinatie van humor, souplesse, choreografie, atletisch vermogen, fitness, muziek, aerobics, nostalgie en lifestyle vertegenwoordigd onder één noemer.
Peerdeviegen
Geert en ik kuiert nog wal ies over het tegelpad langs de sportvelden op de Jongbloedvaort an. En vanweek vrugen wij oes of hoe’t giet met de vlaggiesprikker in de hondekeutels langs dat tegelpad. Keutels ligt er nog wal hier en daor, maar gien vlaggies meer met mooie spreuken er op. Wij zagen trouwens nog wal een vrouwspersoon die zunder schaamte gewoon de hond schieten luut midden op het trainingsveld. Ej zullen zun mèens toch….
Zul er nog zulkswat als hondenbelasting bestaon, vrugen wij oes of ?
Sinds oeze Fikkie dood is, en da’s al weer helderop een jaor of wat, staot wij daor eigenlijk nooit bij stil. Maar vandeweek, vlak bij de bakkerswinkel, mus ik daor zo-in-iens weer an denken. Vlak bij ingang van de winkel lag een dikke öpper stront. Nee, niet van een hond. ’t Was peerdestront. Wal’n emmer vol ! Zul zun ruiter dat non niet vernimmen dat zien peerd daor een vlot stront hen schet, dacht ik bij mijzölf ? En trouwens, wat een gekke plek, zo vlak veur de bakkerswinkel. Wel komp daor non met’n peerd ? En wel möt dat weer ophemmelen ?
Mollen
De dood is overal. Ook op een camping. Net onder het gras. Een strakke klem heeft zijn werk gedaan. Met een mix van schroom en trots bekijk ik het zachte velletje, de bleke neus en de voorpoten, ik zou bijna voetjes zeggen.
‘Boer Klaas,’ hoor ik een heldere stem van een zesjarige naast me, ‘wat heb je daar?’
Ik toon de dode mol.
‘Dood?’
‘Als een pier.’
‘Mag ik hem voelen?’
Terwijl ik de ingedeukte ribbenkast met mijn hand bedek, laat ik Splinter de mol zien.
‘Mag ik ‘m?’
Uit mijn eigen jeugd herinner ik me de wens dode dieren aan te raken.
‘Nee, maar je mag hem wel aaien,’ en ik strek mijn hand uit naar Splinter, die inmiddels gezelschap heeft gekregen van zijn zus, Vlinder. Nieuwsgierige blikken. Onderzoekend.
Normaal gesproken kieper ik dode mollen over de heg, maar deze keer niet.
Verontwaardiging wanneer ik het dode beestje in de groene container gooi.
Vrouw in een mannenpen
Mijn nieuwe rondje is al lang niet nieuw meer. En mijn nieuwe omgeving is al even vertrouwd als mijn oude. En dat de hond nu meeloopt,daar ben ik ook lang aan gewend. Alles went namelijk. Het oude vertrouwde verdwijnt langzamerhand naar de achtergrond. Ook al is Sleen nog zo mooi en vertrouwd, dat geldt inmiddels ook voor Drijber. En ook hier wonen aardige mensen. En ook hier is veel te doen. De binding met Sleen, waar ik in mijn vorige column ook al over sprak, verdwijnt meer en meer. Vorige keer zei ik dat ik nog contact blijf houden door het schrijven van mijn columns. Maar dit is toch mijn laatste column.