Weidevogelnestbescherming blikt terug
De werkgroep Weidevogelnestbescherming kijkt terug op het afgelopen seizoen. De werkgroep werkt nauw samen met agrariërs aangesloten bij de Boermarke van Sleen. De vrijwilligers zoeken de nesten op van weidevogels gelegen op bouwakkers en graslanden, markeren de legsels door voor en achter het grondnest een stokje te plaatsen, en geven aan de grondgebruiker door waar het nest is gevonden.
Hieronder leest u het verslag van de werkgroep over het afgelopen seizoen:
In het achter ons liggende seizoen werden 206 legsels gevonden, in vergelijking met 2023 zestig legsels minder; vorig jaar was een uitzonderlijk goed jaar, dit jaar minder. Het merendeel betrof kievitsnesten, daarnaast 10 wulpennesten, 7 scholeksterlegsels, één grutto- en bijzonder, een broedsel van een kleine plevier.
Het 1e kievitslegsel werd gevonden op 11 maart op een akker gelegen onder Oosterhesselen, op 28 april het 100ste broedsel tussen Benneveld en Sleen en op 9 juni het 200ste nest bij de Grevenberg aan de Verlengde Hoogeveense Vaart.
Van de gevonden legsels is 58% uitgekomen, vooral onder de vroege legsels veel verlies. Het merendeel van het verlies wordt veroorzaakt door predatie (wanneer een dier een ander dier opeet) (52%). Van de niet uitgekomen nesten was 22% verlaten, de eieren bleven liggen maar de vogels waren weg. Negen procent van de mislukte legsels zijn door werkzaamheden op het land verloren gegaan.
Relatief veel verlaten legsels, mogelijk speelde het natte en koude voorjaar hierbij een rol. Ook bij zangvogels opvallend veel nesten niet uitgebroed, broedsels met dode jongen en natte legsels met water in het nest en “verdronken” eieren. Weinig verlies door werkzaamheden, door vroegtijdig en veelvuldig overleg met de agrariër of grondgebruiker hopen we dat volgend jaar nog verder te kunnen terugdringen. Het merendeel van de nesten werd gevonden op akkerland, slechts 12% in grasland. Weidevogels in Zuidoost Drenthe zijn eigenlijk akkerlandvogels, maar dat is al langer bekend.
Wat de biotoop betreft: er bestaat voorkeur voor (oud) aardappel- en suikerbietenland en nog niet bewerkte braakliggende akkers; in toenemende mate vinden wij kievitsnesten in net ingezaaide uienland. Late legsels treffen we met name aan in ingezaaid maisland en in gepoot aardappelland, boven op de aardappelruggen.
Eén boer liet grasstroken staan bij het maaien, aan de rand van het weiland; bedoeld als schuil- en voedselstroken voor jonge wulpen en grutto’s en e.v. andere weidevogels.
De laatste jaren investeren we veel tijd in het vinden en beschermen van wulpen- en gruttolegsels. Beide vogelsoorten maken hun nesten in grasland met hoge grasstand waar ze moeilijk te vinden zijn. Sinds drie jaar maken we gebruik van een drone met warmtecamera om de legsels op te sporen, de dronepiloot loodst ons naar de nestplaats. Na het vinden van een wulpennest plaatsen wij, in overleg met de boer, een stroomraster op 5 tot 10 meter afstand rond het nest. Met het stroomraster neemt de eipredatie door de vos met 40 tot 70% af, afhankelijk van weersomstandigheden en of het een muizenrijk jaar is. Het gevonden wulpennest geven wij digitaal door, met de nestcoördinaten erbij, aan onze provinciale wulpencoördinator Henk Jan Ottens; we berekenen de uitkomstdatum. Tegen die tijd, meestal vier weken later, wordt het spannend. Wij bezoeken dan om de 2-3 dagen het nest om te zien of er jongen zijn, of liever nog eerder, om vast te kunnen stellen of er een barst in het ei is te zien of mogelijk al een eitandje is doorgebroken; een jong is één tot twee dagen bezig om uit het ei te komen. Als je het nest benaderd, is het altijd weer schrikken voor zowel de vrijwilliger als de broedende wulp; als je het nest tot op één of twee meter hebt benaderd, vliegt de wulp met heftig gefladder van het nest en landt verderop in het grasland en maakt met veel geschreeuw duidelijk dat we zo snel mogelijk weg moeten gaan.
Twee wulpenpullen, waarvan één gezenderd.
Henk Jan wordt geïnformeerd en laat ons weten wanneer hij langskomt om de jongen te ringen. Altijd weer en bijzonder moment om de jonkies in je hand te mogen houden terwijl de pullen één voor één worden gewogen, gemeten en van een pootring worden voorzien. Foto’s worden via de sociale media gedeeld met de vrijwilligers, agrariërs en collega boeren.
Soms komen we te laat bij het nest en zitten de jongen verscholen in het gras rondom, Henk Jan hoort het hoge piepende geluid dat ze maken en weet ze meestal toch wel te vinden. Bij één jonkies wordt een zendertje met draadantenne op de rug geplakt om te kunnen vervolgen in de eerste weken van zijn bestaan, na 4 weken valt het zendertje af. Het gezenderde jong wordt wekelijks opgezocht, het welzijn en de groei wordt bijgehouden, ook van eventuele andere jongen als die in de buurt zijn en gevangen kunnen worden.
Helaas wordt gemiddeld maar één op de vier jongen vliegvlug, het merendeel “sneuvelt” in de eerste vier weken van hun prille bestaan. Met het zenderen krijgen we geleidelijk inzicht wat de oorzaak hiervan is. Er zijn zendertjes gevonden in een sloot (jong verdronken), in een buizerdnest (jong gepredeerd), op een pas gemaaid weiland (jong dood gemaaid), in een vossenhol (vossenpredatie), en soms gevonden op een vermagerd dood jong (te weinig voedsel). Met die gegevens kunnen we aangepast beheerbeleid bedenken, ontwikkelen en uitzetten om zo de wulpenstand te verbeteren en verdere achteruitgang voorkomen.
Vrijwilligers, deelnemende agrariërs, en iedereen die op het platteland betrokken is bij weidevogelnestbescherming is enthousiast over de nieuwe ontwikkelingen om de overlevingskansen van legsels en jongen te verbeteren.
Heb je belangstelling om als vrijwilliger mee te helpen: neem contact met ons op: Jan Pier Cleveringa, coördinator van de vrijwilligers, e-mail: j.p.cleveringa@planet.nl en tel: 06-51358291.