Vanaf een bankje: Hunebedden Noord-Sleen
Het is op een zonnige zaterdagmiddag aan het eind van de herfstvakantie dat ik naar Noord-Sleen fiets om vanaf de Zweeloërstraat de Hunebedweg in te slaan. Aan deze doodlopende weg bevinden zich twee hunebedden; de D50 en de D51.
Mijn doel is om vanaf een bankje met eigen ogen de magie van ‘een stapel zwerfkeien’ te ondergaan. Aangewakkerde nieuwsgierigheid naar aanleiding van het bericht in de krant over een kunstenaar die een zwerfkei “met heimwee” terug ging brengen naar Finland, zullen we maar zeggen.
Met enig schaamrood op de kaken moet ik bekennen dat ik deze hunebedden nooit eerder bezocht heb, terwijl ik toch al bijna 30 jaar in Sleen woon. Dit alles bedenk ik me terwijl ik mijn fiets neer zet bij het eerste hunebed, de D51, aan de linkerkant van de weg. Het blijkt de kleinste van de twee. Er zijn veel stenen van dit hunebed verdwenen, vermeldt het bordje langs de weg, in tegenstelling tot de andere helft van ‘het hunebeddenpaar’, de D50.
En inderdaad, het hunebed dat ik even later aan de rechterkant van de weg tussen de bomen ontwaar, is een stuk groter en completer met een prachtige krans van stenen er omheen.
Terwijl ik plaats neem op de picknickbank om te bedenken hoe ik dit toch wel mysterieuze monument, dat zo’n 5000 jaar geleden gebouwd moet zijn, zal vastleggen op de foto krijg ik gezelschap van een dame die ook van plan is een mooi plaatje te maken met haar camera. Ze verblijft tijdelijk in Gees en maakt een rondgang langs meerdere hunebedden in de omgeving, We raken aan de praat en fantaseren over hoe de hunebedbouwers zo’n enorme klus moeten hebben geklaard zonder hijskranen en bulldozers. Even later komt er een Engels sprekend gezelschap voorbij, die al gebarend met elkaar bediscussiëren waar de ingang van het grafmonument moet zijn geweest.
En ja, zonder nu te willen beweren dat stenen een ziel hebben met heimwee, er gaat toch iets magisch uit van de manier waarop de stapel zwerfkeien een geheel vormen. Ik neem me voor om thuis internet te raadplegen om meer te weten te komen over de historie van deze hunebedden.
Op de terugweg zie ik een auto bij het kleinere hunebed staan. Een gezin met twee kinderen staat dit hunebed te bekijken en vraagt zich af waar het hunebed D50 is. Het staat eigenlijk niet duidelijk aangegeven en is ook niet zichtbaar vanaf deze kant van de weg. Dankbaar dat ik ze attendeer op de juiste plek gaat de familie enthousiast op pad. Zo is het drukker dan ik had gedacht op deze zaterdagmiddag en ben ik zeker niet de enige met belangstelling voor een stapel geordende zwerfkeien.
Thuisgekomen lees ik op www.hunebedden.nl dat een befaamde archeoloog, dr. A.E. van Giffen, het hunebed in 1918 in gehavende staat aantrof maar dat de oorspronkelijke toestand wel herkenbaar was. De zeven dekstenen waren in de kelder gegleden maar de sluit- en zijstenen waren nog zichtbaar, en de oorspronkelijke lengte (17m) en breedte (4,4m) waren nog vast te stellen. Later, in 1965, vond Van Giffen de ontbrekende 13 van in totaal 24 kransstenen onder de grond en richtte ze weer op.
(bron: Atlas bij “De Hunebedden in Nederland” dr. A.E. van Giffen, 1925)
De linker eik op de archieffoto heeft het tot 1998 volgehouden. In dat jaar is er weer een restauratie geweest waarbij de boom die ziek was, gekapt is.
Een paar dagen nadat ik mijn eerste bezoek bracht aan het hunebed ben ik op een avond nog even teruggekeerd om deze foto te maken van de D50 bij zonsondergang. Magisch toch!
Tekst en foto's: Femmie Zeewuster